Zorgen stapelen zich op voor VVT, ondanks positieve financiële cijfers

Kleinschalige zorg

De ouderenzorg heeft de coronastorm financieel gezien redelijk goed doorstaan. Ook in het tweede jaar van de Covid-pandemie steeg de omzet van de VVT en bleef de winst op peil. In 2021 boekten de zorginstellingen in de VVT samen een positief resultaat van bijna een half miljard bij een omzet van € 20,8 miljard (+3,5%). Tegelijkertijd staan aan de personele kant steeds meer seinen op rood en lopen de kosten fors op.

Zo bereikte het verzuimpercentage een piek met 8,5%, steeg het aantal moeilijk vervulbare vacatures met bijna 40% tot meer dan 10.000 en moest de sector vaker dan ooit een beroep doen op flexibel personeel zoals ZZP’ers om de roosters rond te krijgen. Vorig jaar liep deze kostenpost voor personeel niet in loondienst (PNIL) op tot € 1,4 miljard, een plus van 9%. De loonkosten voor improductieve medewerkers door het extra ziekteverzuim door corona worden voor de sector geschat op ongeveer
€ 215 miljoen. Dat blijkt uit een analyse van de jaarverslagen van de VVT-sector over 2021. Intrakoop en Verstegen accountants en adviseurs onderzochten de cijfers van 471 zorgorganisaties in de VVT, samen verantwoordelijk voor 91% van de omzet van de sector.

Uit de jaarcijfers van de onderzochte instellingen in de VVT-sector over 2021 blijkt dat de compensatiemaatregelen voor corona hun werk goed hebben gedaan. De overgrote meerderheid van de organisaties heeft het jaar afgesloten met zwarte cijfers. De gezamenlijke ‘winst’ voor de VVT-sector kwam uit op € 491 miljoen met een resultaatratio van 2,4%. Dit is slechts een fractie lager dan een jaar eerder toen de resultaatratio uitkwam op 2,5%. Net als in eerdere jaren lukt het kleinere zorgorganisaties met 3,4% (omzet < € 10 miljoen) beter om een goed rendement te draaien, dan de grote instellingen met gemiddeld 1,9% (omzet > € 300 miljoen). In veel gevallen zijn de positieve resultaten gebruikt om het zogeheten weerstandsvermogen van de VVT te versterken (van 28,8% in 2020 naar 29,6% in 2021).

Ondanks de coronasteun draaiden uiteindelijk 68 organisaties (14% van het totaal) in de ouderenzorg vorig jaar met verlies. In 2020 schreven 56 organisaties rode cijfers. Een deel van de (incidentele) verliezen is toe te schrijven aan nieuwe afspraken in de recent afgesloten cao. Deze bevat de regeling ‘Pensioen na 45 jaar te hebben gewerkt in Zorg en Welzijn’. Voor de hieruit voortvloeiende verplichtingen heeft de VVT een voorziening moeten treffen. De impact verschilt per organisatie, maar voor instellingen met medewerkers met lange dienstverbanden hakt het er flink in. Zo zijn de pensioenkosten gestegen met 12,4%. De financiële gevolgen van Covid-19 zijn in belangrijke mate via verschillende regelingen gecompenseerd. Een deel van de schade is echter voor rekening van de zorgorganisaties gekomen. Dit is overigens niet altijd direct zichtbaar in de resultaten, onder meer omdat door corona ook kosten zijn uitgesteld, zoals veel scholingskosten en kosten voor onderhoud.

Hogere omzet, maar kosten stijgen harder

Sectorbreed steeg vorig jaar de omzet bij de onderzochte VVT-instellingen met 3,5%. De stijging is precies in lijn met het gemiddelde over de afgelopen tien jaar. De omzet – in feite de kosten voor de Nederlandse samenleving aan de ouderenzorg – van de sector zal voor 2021 naar verwachting uitkomen op € 22,9 mld. In 2020 was de stijging van de omzet aanzienlijk sterker en lag toen op ruim 10%. Deze toename was vooral incidenteel en toe te wijzen aan de subsidie voor de zorgbonus en de toename van de kwaliteitsbudgetten.

De stijging van de omzet in 2021 gaat gepaard met een toename van de bedrijfslasten met 3,7% tot € 20,1 miljard. Deze stijging komt vooral door hogere personeels- en inkoopkosten. Opvallend is dat de zogeheten kosten voor de directe patiëntenzorg (de patiëntgebonden kosten, zoals behandelingen en medicijnen) vorig jaar met € 644 miljoen vrijwel gelijk zijn gebleven ten opzichte van 2020. Ook de kosten voor verblijf en maaltijden stegen met 0,5% slechts mondjesmaat tot € 887. De kosten voor onderhoud en energie (totaal € 575 miljoen) stegen met 8% wel fors, evenals de kosten voor de inhuur van personeel met 9% tot € 1,4 miljard.

Meer personeel, maar ook veel verloop en ziekteverzuim

Van alle kosten die VVT-instellingen maken, bestaat 75% uit personeelskosten. Deze kosten stegen in 2021 met 3,5% tot € 15,2 miljard. Dit komt onder meer door gestegen salarissen (+4%), maar ook door de extra instroom van nieuwe medewerkers. Het aantal voltijd arbeidsplaatsen (fte) stijgt bij de onderzochte VVT-organisaties met 6,1% naar ruim 236.000 plaatsen. Dit betreft ongeveer 418.000 medewerkers, waarvan zo’n 82% direct in de zorg werkt. Ook de extra instroom betreft vooral ‘handen aan het bed’.

Naast het personeel in loondienst zijn bij de onderzochte organisaties ook ruim 18.000 stagiaires actief. Zij leveren als toekomstige instroom een belangrijke bijdrage aan de sector, maar hun aantal is wel gedaald met 4%. In 2021 waren er bovendien ruim 127.000 vrijwilligers aan de slag in de ouderenzorg. Hun aantal nam af met 9,8%.

Het aantal vacatures steeg met 25,5%. Eind 2021 hadden de onderzochte organisaties 15.991 vacatures, waarvan er 10.601 moeilijk vervulbaar zijn Daarbij gaat het om vacatures die langer dan drie maanden openstaan. Dit effect wordt ook versterkt door het hoge ziekteverzuim in de ouderenzorg. In de jaren voor Covid-19 was het verzuimpercentage zo’n 6 tot 7%, vorig jaar is het verzuim opgelopen tot 8,5%. Van de totale loonsom is zo’n € 1,1 miljard toe te schrijven aan medewerkers die door ziekte improductief zijn. De hoge extra ziektelast betekent voor de onderzochte organisaties dat zij in 2021 zo’n € 195 miljoen van de eerder genoemde € 1,1 miljard extra aan loonkosten kwijt zijn voor zieke medewerkers. Voor de sector als geheel is dit zelfs € 215. In vergelijking met andere sectoren in de gezondheidszorg - ziekenhuizen, GGZ en de gehandicaptenzorg - heeft de VVT net als in 2020 te maken met het hoogste ziekteverzuim. 

Deel dit artikel